Nieuws

Verslag lezing Inge Bastiaanssen en Bram van den Berg (28 november 2022)

Er is veel kennis beschikbaar over wat werkt in de jeugdhulp. Maar van een groot deel van de interventies in de jeugdzorg is onbekend wat de resultaten zijn voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Hoe komt dat nou? Hoe kunnen we de kennis over wat werkt beter benutten? En hoe ga je als praktijk- en beleidsprofessional samen het gesprek aan over kwaliteit en effectiviteit? Over deze vragen gingen Inge Bastiaanssen (Senior adviseur bij NJi) en Bram van den Berg (onderzoeker en adviseur bij NJi) met het publiek in gesprek tijdens de interactieve lezing ‘De zin en onzin over effectieve jeugdhulp’.

Inge Bastiaanssen en Bram van den Berg Inge Bastiaanssen en Bram van den Berg

Inge trapt gelijk af door te vertellen dat ze vandaag de inhoud centraal willen stellen. De inhoud gaat volgens haar niet over geld en ook niet over politiek, maar over effectief werken: ‘Werken aan kwaliteit en effectiviteit is geen politieke keuze, maar iets wat je altijd met elkaar doet.’ En die stelling kan gelijk op instemming van het publiek rekenen.

Effectiviteit van de jeugdhulp is subjectief

Na een korte introductie gaan we echt van start. Te beginnen met de vraag “wat verstaan professionals zelf onder effectiviteit?” De deelnemers worden gelijk zelf aan de slag gezet om via Mentimeter antwoord te geven op deze vraag. De groep is eensgezind; bijna alle antwoorden komen er op neer dat effectiviteit betekent dat de hulp helpend is. Vervolgens wordt ook gezamenlijk de conclusie getrokken dat “effectiviteit” iets heel subjectiefs is. Effectiviteit zal voor jongeren een andere betekenis hebben dan voor beleidsmedewerkers. Inge legt uit dat kwaliteit is wat je erin stopt en effectiviteit het resultaat is wat je behaalt. Dus als je investeert in kwaliteit kun je betere resultaten behalen. Effectiviteit is dan ook geen output, zoals het aantal jongeren dat hulp heeft ontvangen of de duur van de hulp, maar het gaat over outcome: resultaten bereiken die belangrijk zijn voor ouders en kinderen. Dit kan voor een ouder bijvoorbeeld een vermindering van opvoedingsbelasting zijn, terwijl een jongere het belangrijk vindt dat je vraagt naar zijn of haar motivatie.

Welke interventies zijn effectief? Eigenlijk weten we daar nog heel weinig over

Inge legt uit dat als we samen afspreken dat we gaan doen wat werkt, het dan van belang is dat er een lijst komt met effectieve interventies. Er zijn verschillende bronnen waar je als professional terecht kunt voor informatie over wat werkt. Op de website van het NJi staan databanken van effectieve jeugdinterventies, richtlijnen en instrumenten. Zo kun je bijvoorbeeld op https://www.nji.nl/interventies per thema een interventie zoeken. Op onderstaande afbeelding is de interventiematrix te zien van erkende interventies bij veel voorkomende vragen en problemen. Wat bijvoorbeeld opvalt is dat er veel interventies zijn op het gebied van gedragsproblemen, maar weinig op het gebied van middelengebruik. Inge en Bram benadrukken dan ook dat effectiviteit van jeugdhulpinterventies een jong kennisgebied is, en dat we van veel interventies gewoon nog niet weten of ze werken. Dat betekent ook dat veel interventies nog niet erkend zijn, maar dat wil niet zeggen dat de interventie niet werkt.

Interventiematrix Interventiematrix

Omgaan met moerassige vragen bij je keuze voor een interventie

Inge vervolgt: ‘De visie van het NJi op evidence-based werken is dan ook niet evidence-based werken maar samen leren doen wat werkt.’ Daarmee bedoelt ze dat er een doorgaande beweging nodig is om samen steeds beter te worden. Inge vertelt dat als een professional in zijn comfortzone zit, het vaak helder is wat het probleem is en dat de professional weet welke interventie ingezet moet gaan worden. Aan de andere kant zijn er ook vaak “moerassige” vragen waarbij we niet zo goed weten welke interventie passend is. Op zo’n moment moet je gaan onderzoeken wat werkt, moet je gaan reflecteren en samen met collega’s, ouders en jongeren de complexiteit aangaan.

Vertragen en verdragen: af van het maakbaarheidsprincipe

Inge en Bas laten ook de andere kant van de medaille zien. Want hoe zinvol het ook kan zijn om met effectieve interventies te werken, de praktijk laat zien dat niet alles te fiksen valt. En dat je dat ook niet van de jeugdzorg kan en mag verwachten. Inge pleit er dan ook voor dat we af moeten van het maakbaarheidsprincipe. Vertragen en verdragen moeten volgens haar leidende principes zijn. Inge en Bas verwijzen hierbij naar de nieuwe publicatie ‘Anders denken en doen in de jeugdzorg van Anita Kraak, waar hier verder op wordt ingegaan. Deze publicatie is te vinden via de volgende link: Samen bereiken wat niemand alleen lukt (nji.nl)

Rolverwarring tussen gemeenten en uitvoerende praktijk

Het tweede gedeelte van de lezing gaat erover wat we met al deze kennis in de praktijk kunnen. Bas laat aan de hand van een Kwaliteitskompas zien hoe de leercycli van gemeenten en de uitvoerende praktijk op elkaar ingrijpen. Daarbij vertelt hij ook dat er snel rolverwarring kan ontstaan wanneer bijvoorbeeld de gemeente in de leercyclus van de uitvoerende praktijk gaat zitten. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer gemeenten kwaliteitseisen gaan bedenken voor de zorgaanbieder. Zo verplichten bepaalde gemeenten het werken met interventies uit de effectieve databank. Maar zoals eerder bleek, ligt het verhaal een stuk genuanceerder, wat betekent dat ook niet-erkende helpend kunnen zijn. Vervolgens laat Bas verschillende manieren zien van hoe je je als gemeente kunt positioneren ten opzichte van de praktijk. Dit blijkt door de complexiteit van de praktijk vaak te schuren. Professionals kunnen bijvoorbeeld lang niet altijd inschatten hoelang een hulptraject duurt. Daarbij komt vaak de vraag: ‘Wat is dan goed genoeg?’ Dat zijn complexe afwegingen die je alleen in samenwerking met elkaar kan maken en niet vanuit de gemeente kan afdwingen met kwaliteitseisen.

Van contractgesprek naar kwaliteitsgesprek

Bas legt verder uit: ‘Veel gesprekken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders gaan over de aantallen jongeren die jeugdhulp hebben ontvangen en de kosten van de jeugdhulp en dat zegt niet zoveel over de kwaliteit.’ De vraag is dan ook: Hoe ga je het gesprek met elkaar aan en hoe kun je elkaars kennis en expertise benutten? De groep bestond uit ongeveer evenveel deelnemers vanuit de gemeenten als vanuit de zorgaanbieders. Dat kwam mooi uit om het gesprek met elkaar aan te gaan over effectiviteit en kwaliteit. Vragen om te starten vanuit de gemeente naar de praktijk toe zijn bijvoorbeeld: Welke verbeteracties zetten jullie in? Kun je een voorbeeld noemen van zo’n verbeteractie?. Iets om over na te denken vanuit de praktijk kan bijvoorbeeld zijn: Wat zou je de gemeente willen vertellen over kwaliteit en effectiviteit? Deze en nog vele andere concrete aanknopingspunten om het gesprek over output om te zetten naar een gesprek over de effectiviteit en kwaliteit zijn te vinden in de nieuwe informatietool van het NJi “Van contractgesprek naar kwaliteitsgesprek” Deze informatietool is te vinden op Van contractgesprek naar kwaliteitsgesprek (nji.nl)

Eerder in de lezing gaven professionals aan dat de gesprekken tussen gemeenten en zorgaanbieders niet altijd soepel verlopen. Vaak gaat het over middelen, voortgang en toekomstplannen. Wat waren de ervaringen van de groep om zo met de vragen van Inge en Bas het gesprek aan te gaan? Een deelnemer geeft aan: ‘Het voelde fijn om met de gemeente in gesprek te gaan zonder het idee te hebben dat je gelijk beoordeeld wordt.’’ Volgens de deelnemers vormen de vragen dan ook een goede leidraad om een start te maken met het gesprek over effectiviteit en kwaliteit. Ze vonden het prettig om het gelijk over de inhoud te hebben en een gezamenlijk doel te bepalen waar je op terug kon vallen. Dit zorgde voor een open en fijne sfeer. Een andere deelnemer vult aan: ‘Als je dit gesprek goed aanpakt, dan komen de financiën vanzelf wel.’  

De lezing kan gezien worden als een mooi pleidooi voor vertrouwen, samenwerking en begrip voor elkaar in de jeugdhulp. Inge en Bram eindigen de lezing met de boodschap dat vertrouwen cruciaal is. Zowel vanuit de gemeenten naar professionals als andersom. Pas dan kan het echte gesprek starten. Na nog wat vragen uit het publiek te hebben beantwoord, sluiten Inge en Bram de lezing af met de volgende quote van Martin Luther King Jr.:

‘Als je vertrouwen hebt, hoef je niet de gehele trap te zien om de eerste stap te zetten.’

Met deze boodschap in gedachten gaan de deelnemers naar huis, om de geleerde handvatten van vandaag ook in hun eigen werkpraktijk toe te passen.