Nieuws

Verslag workshop Denise Verkroost (13 december 2022)

Verslag lezing ‘Met Zachte drang’

13-12-2022

In de Nederlandse wet zijn alleen het vrijwillige en het gedwongen kader van jeugdhulpverlening geregeld. Maar soms worden ouders onder druk gezet om ‘vrijwillig’ hulp te accepteren. Deze hulp zit tussen vrijwillig en dwang in, en wordt in de hulpverlening ‘drang’ genoemd. Dit drangkader is niet bij wet geregeld, en daardoor is het niet duidelijk wat de rechten van de betrokken ouders en kinderen zijn. Ook is het voor professionals niet duidelijk wat zij wel en niet mogen doen.

 Denise Verkroost onderzocht dit juridische schemergebied waarin drang bestaat. Op 27 oktober 2022 is zij gepromoveerd met haar proefschrift ‘Met zachte drang’. Dinsdag 13 december heeft zij de deelnemers van de workshop ‘met zachte drang’ meegenomen in haar bevindingen. De workshop kenmerkte zich als verkennend, verklarend en als dialoog. Ten eerste werden wij meegenomen in het historisch perspectief van het juridisch kader binnen de jeugdhulpverlening. Hierbij werden verschillende (internationale) perspectieven benadrukt. In het tweede deel van de workshop werd verder ingegaan op de actuele situatie, conclusies en aanbevelingen vanuit haar proefschrift.

Wettelijk kader

Hoe is de jeugdhulpverlening in de Nederlandse wetgeving geregeld? Denise legt uit dat vrijwillige hulpverlening beschreven staat in de jeugdwet en in de algemene wet bestuursrecht rondom bezwaar en beroep. Hierin staat vermeld wat de uitgangspunten zijn en welke taken en verantwoordelijkheden gemeenten hebben.

 Gedwongen hulpverlening kunnen wij terugvinden rondom kinderbeschermingsmaatregelen in het burgerlijk wetboek en Burgerlijke rechtsverordening. Het gedwongen kader is grotendeels uniform geregeld en hierbij zijn gemeenten veel minder vrij om  dit kader naar eigen inzicht in te richten. Een kinderbeschermingsmaatregel kan in beginsel alleen door een rechter worden opgelegd, nadat de Raad voor de Kinderbescherming hiertoe een verzoek heeft ingediend.

 Ogenschijnlijk lijken de grenzen van de wet een duidelijk onderscheid te maken tussen vrijwillige en gedwongen hulpverlening. Echter in de praktijk lijken medewerkers in houding en benadering en gemeenten in vorm van producten als ‘preventieve jeugdbescherming’, ‘versterkte procesregie’ en ‘niet langer vrijblijvende hulp’ een rechtsgang naar de rechter te willen voorkomen. Echter deze benadering ‘drang’ is niet bij wet geregeld. En als drang niet geregeld is binnen de wetgeving, kunnen wij dan wel spreken van een ‘Drangkader’? Met deze vraag stelt Denise dat de rechtspositie van ouders en kinderen, in een niet bestaand kader, niet gewaarborgd is. Dit aangezien ouders en kinderen dit niet als vrijwillig ervaren en zij onvoldoende bezwaar en beroep kunnen maken.  

 Rechtsgeschiedenis

“Het bestaan van ongeregelde ruimte loopt als een rode draad door de rechtsgeschiedenis heen,” legt Denise uit.  Hierbij zijn terugkerende tendensen te zien waarbij er gezocht wordt naar de regelruimte tussen de wetgevingen in. Deze zoektocht wordt gevoed door incidenten binnen de jeugdzorg door de jaren heen.

 Begin vorige eeuw werden vanuit de eerste kinderwetten de eerste kinderbeschermingsmaatregelen uitgesproken. Dit was een “stelsel van uiterste” waarbij gedwongen ontzetting van de ouderlijke macht definitief was. Hieruit is het patronaat ontstaan die middels een individuele aanpak de plaatsing in tehuizen moest voorkomen. Hierbij bemoeide de rechter zich naast de rechtspraak ook met de praktische uitvoering van de jeugdhulp en ontstond er een groei van maatregelen.

 Vanaf de jaren ‘60 groeide het kritiek op de autoritaire en bureaucratische houding van de kinderbescherming en nam geleidelijk het aantal maatregelen en ontheffingen af. Na verschillende incidenten groeide deze weer na de jaren ‘80. Hierbij groeide ook de behoefte aan een lichtere maatregel in ‘grijze gebied van de bemoeizorg’ of het ‘gapende gat’ tussen de vrijwillige jeugdzorg en de justitiële jeugdbescherming

 Gedurende een aantal jaren is geëxperimenteerd met het gebruik van drang in het jeugdhulpverleningstraject in het kader van de Vliegwieltrajecten, projecten die gericht waren op het eerder inzetten van een jeugdbeschermingsaanpak bij probleemgezinnen. Door het gebruikmaken van enige dwang door de professionals die in het gedwongen kader werkzaam zijn (de voorlopers van de gecertificeerde instellingen), werd gepoogd een gang naar de rechter, en daarmee een gedwongen kader, te voorkomen.

 Recht op hulpverlening

 “De uitoefening van de secundaire verantwoordelijkheid van de overheid door het bieden van zorg of ondersteuning aan het kind en/of zijn gezin welke bijdraagt aan de menselijke waardigheid en optimale ontwikkeling van het kind.”  Met dit citaat vat Denise de vraag of er recht op jeugdhulpverlening samen. Hiervoor had zij net de uitgangspunten van internationale kinder- en mensenrechten uiteengezet;

-Recht op bescherming tegen kindermishandeling en geweld

-Recht op respect van het gezinsleven (ongestoord samenzijn)

-Recht op respect voor het privéleven (autonomie, privacy, informed consent)

-Recht om gehoord te worden + passend gewicht aan mening

-Recht op effectieve rechtsmiddelen

 Onderzoeksresultaten

 Het drangkader bestaat is de conclusie van het onderzoek van Denise, ondanks dat deze niet goed bij wet is geregeld. In de Jeugdwet staat het niet beschreven, maar in de memorie van toelichting Jeugdwet wordt hier duidelijk wel over gesproken.

 “met als doel ouders te bewegen – al dan niet met zachte drang - tot vrijwillige medewerking. Dit bevordert de continuïteit van hulpverlening.” (MvT Jeugdwet, 2013. p31)

Ook op gemeentelijk niveau staan in de verordening dit schemergebied beschreven. In het kader van regionale toelichting laat Denise ons een citaat van ‘Toelichting verordening jeugdhulp Lelystad’ uit 2021 zien. Hierin staat dat de SAVE werkwijze een jeugdbeschermingsmaatregel in het vrijwillig kader is. Ook neemt zij ons mee in verschillende rechts- en tuchtspraak beslissingen.

“De “vrijwillige” uithuisplaatsing had naar het oordeel van de kinderrechter eerder in de sleutel

van kinderbeschermingsmaatregelen moeten worden gekaderd”(Rb. Limburg 3 mei 2022)

 Daarnaast neemt Denise ons mee in haar praktijkonderzoek, waarbij  zij observaties, interview en heeft gekeken bij 3 gemeenten. Hierbij keek Denise naar de factoren die besluitvorming over de inzet van drangtrajecten beïnvloeden, participatiemogelijkheden van ouders en kinderen, rechtsbescherming, privacy en de uitvoering van drangtrajecten.

De kernbevindingen van het praktijkonderzoek zijn; dat er veel onduidelijkheid over rechtspositie en bevoegdheden. Dat drang vele gezichten kent: ‘het drangkader’ bestaat niet. En dat er veel verschillende visies onder de gesproken professionals bestaan.

Conclusies en aanbevelingen

Drang bevindt zich in het schemergebied tussen het vrijwillige en het gedwongene. Deze ongeregelde ruimte is zo oud als het jeugdbeschermingsrecht en is gelijker tijd ook niet geheel ongeregeld. Het is onderdeel van een gejuridiseerd jeugdhulpstelsel.

Belangrijk bij de inzet van deze drangtrajecten dat er ter aller tijden sprake moet zijn van toestemming van de betrokkenen. Ouders en het kind hebben in het vrijwillig kader de regie, worden gehoord en hebben een passend belang. Gemeenten hebben de taak om het kind te beschermen, maar ook de verantwoordelijkheid om andere rechten te waarborgen.